Met een opbrengstpotentie van 1.300 tot 2.250 kg eiwit per hectare met daarbij een hoog zetmeelgehalte, is de veldboon dé eiwitteelt die rendeert. Voor veehouders leveren veldbonen een hoogwaardige krachtvoervervanger. Deze vlinderbloemige is daarbij een aanwinst voor het bouwplan. Voor akkerbouwers nemen de afzetmogelijkheden in zowel feed (diervoeding) als food (humane voeding) toe.
Bekijk hier de aanbevolen rassen veldbonen >
✔ hoge opbrengstpotentie (4,5 tot 8,5 ton bonen/ha)
✔ krachtvoervervanger met hoogwaardig eiwit- en zetmeel
✔ vlinderbloemige, bindt eigen stikstof en levert deze deels na
✔ vroege oogst en mooie stoppel voor gras, mais etc.
✔ telt mee als rustgewas en eco-activiteit in het GLB
Winterveldbonen zaai je in oktober – november, zodat in het najaar al een gewas ontwikkelt. Direct na de winter stoelt het gewas fors uit. Zomerveldbonen zaai je in het vroege voorjaar zodra de draagkracht van de bodem het toelaat, tot uiterlijk half april. Vroeg zaaien geeft hier doorgaans de hoogste opbrengstpotentie.
Zaai de bonen bij voorkeur op goed vochthoudende grond. Zorg voor een goede bodemstructuur en een pH van minimaal 5,4 op lichte en 6 op zware grond. Het gewas vraagt een kleine startgift N, 40 – 60 P2O5 en 80 – 140 K2O.
Zaai winterveldbonen minstens 8 tot 12 cm diep. Dit beschermt de planten tegen vorst en vraatschade. Zomerveldbonen zaai je op 5 tot 7 cm diepte.
LG veldbonen worden geleverd in eenheden. Het zaai-advies is 7 eenheden winterveldbonen/ha, met een rij-afstand van 37,5 tot 50 cm of volvelds. Zomerveldbonen zaai je aan 13 eenheden per hectare, volvelds of op een rij-afstand van 37,5 cm.
Qua onkruidbestrijding hebben telers zeer goede ervaringen met een bodemherbicide. Wees in de loop van het groeiseizoen alert op insecten en ziektedruk en neem in overleg met je teeltadviseur passende maatregelen.
In GPS teelt, eventueel gecombineerd met graan of gras, vindt de oogst half/ eind juli plaats, wanneer de bonen zacht-deegrijp zijn. De oogst van droge bonen als krachtvoer valt in augustus (winterveldboon) tot begin september (zomerveldboon). Hier lees je alles over het vaststellen van het oogstmoment en de mogelijkheden van verwerking >>
De droge bonen kunnen losgestort of in kisten bewaard worden om later te pletten of te malen. Direct na de oogst gemalen zijn de bonen zeer goed te bewaren in een sleufsilo of in bagging.
Hieronder worden de ziektes en plagen die in (winter)veldbonen kunnen voorkomen toegelicht. Neem voor een passend advies omtrent gewasbescherming contact op met je teeltadviseur. Onderstaande informatie geldt niet als gewasbeschermingsadvies.
Als er grote hoeveelheden bladrandkevers (Sitona lineatus) zijn, kunnen ze schade toebrengen aan veldbonen, vooral als de planten klein zijn. Bladeren van aangevreten planten vertonen karakteristieke ‘U’-vormige inkepingen rond de randen, maar de belangrijkste schade ontstaat als gevolg van de larven die zich voeden met de wortelknobbeltjes. Bespuiting kan worden toegepast bij het eerste teken van bladschade en dient te worden herhaald na 7-10 dagen. Winterveldbonen, hoewel nog steeds vatbaar voor vreterij, zijn gewoonlijk voldoende ontwikkeld tegen de bladrandkever of de larven. Hierdoor is er geen merkbare invloed op de opbrengst. Een bespuiting is alleen nodig wanneer de druk zeer hoog is en winterbonen groeiachterstand gaan vertonen.
Afbeelding: de bladrandkever met kenmerkende hapjes in het blad
Het stengelaaltje kan ernstige problemen veroorzaken in natte seizoenen, met name wanneer eigen zaaizaad van een aangetaste voorraad voor verschillende generaties is vermeerderd. Het ongedierte is overdraagbaar op zaad en kan ook de grond verontreinigen, waardoor het een probleem wordt voor toekomstige oogsten van bonen. Het zaad moet op de nematode getest worden, en alleen schone voorraden moeten worden gezaaid.
Valse meeldauw (Peronospora viciae) komt veel voor op zomerveldbonen, waar het een grijsbruine, vette groei veroorzaakt op de onderkant van de bladeren. Sommige rassen zijn resistent tegen de ziekte en krijgen een beoordeling van 1-9 op de Aanbevelende Rassenlijst in GB. Echter, metalaxyl M (SL567A EAMU 0917/13) gemengd met een andere bladfungicide kan mogelijk nodig zijn op de meer vatbare soorten als besmetting bij de vroege bloei begint.
De bladvlekkenziekte (Ascochyta fabae) veroorzaakt bruine vlekken met opvallende zwarte vruchtlichamen van schimmels (pycnidia). Winterveldbonen zijn vatbaarder voor deze bladvlekkenziekte onder natte omstandigheden, maar omdat de ziekte bijna volledig door het zaad wordt overgedragen, moet het eigen zaaizaad eerst getest worden. Sommige winterrassen die zeer gevoelig zijn voor de ziekte, kunnen ernstige symptomen ontwikkelen in natte jaren. Met name als ze geteeld worden in de buurt van velden waar in voorafgaande jaren ook veldbonen gestaan hebben. Daar kan besmetting plaatsvinden door nog aanwezige resten van veldbonen in de grond. Er zijn resistente rassen beschikbaar en in de belangrijkste rassentabel wordt informatie gegeven. Sommige fungiciden krijgen de ziekte gedeeltelijk onder controle.
De zwarte bonenluis (Aphis fabae) en de erwtenbladluis (Acyrthosiphon pisum) kunnen zeer schadelijk zijn voor veldbonen als kolonies zich vlak voor de bloei ontwikkelen. Gewassen die in het voorjaar gezaaid worden hebben meestal meer kans op schadelijke aanvallen dan winterveldbonen. Naast het vormen van dichte, verstikkende kolonies op het bovenste deel van de stengel, kunnen deze en de minder voor de hand liggende erwtenluis verschillende virussen overbrengen die een opbrengstverlies tot gevolg hebben. Bladluizen kunnen worden gecontroleerd met behulp van pirimicarb zodra 5% van de planten zijn gekoloniseerd. Wees voorzichtig met het gebruik van andere insecticiden, vooral wanneer er bloemen aanwezig zijn op het gewas, omdat dit een ernstig risico voor bijen is.
Deze symptonen verschijnen als roodachtige bruine vlekken, die agressiever worden tijdens koel, nat of vochtig weer. Winterveldbonen hebben meer kans op opbrengstverliezen, vooral wanneer de plantenpopulatie hoog is en het gewas groot wordt. Vroegtijdige behandeling met fungiciden is essentieel als het gewas symptomen vertoont bij de eerste knop of vroege bloem. Een tweede bespuiting kan 3 tot 4 weken later nodig zijn als de vochtige omstandigheden aanhouden. Het is onwaarschijnlijk dat extra bespuitingen economisch zijn, tenzij er sprake is van langdurige regen, en er aanzienlijke verliezen ontstaan door de bespuiting. Tebuconazole, azoxystrobin, metconazole, chlorothalonil + cyproconazole, en boscalid + pyraclostrobin zijn effectief.
De ziekte wordt gekenmerkt door talrijke roodbruine wratjes op de bladeren. Het is ernstiger op zomerveldbonen en alle rassen zijn vatbaar. De meeste schade treedt op als de infectie tijdens de bloei en peulvorming begint. Fungiciden zoals tebuconazool, cyproconazole, azoxystrobin, flusilazool en boscalid + pyraclostrobine kunnen zowel de oogst van de zomer- als winterveldbonen verbeteren, maar behandeling is waarschijnlijk niet de moeite waard als de infectie begint wanneer de peulvorming is voltooid en het gewas ouder begint te worden.
Afbeelding: Chocoladevlekken (links) en roest op veldbonen
De tuinbonenkever (Bruchus rufimanus), ook bekend als de Bruchid kever, kan zowel invloed hebben op de winter- als voorjaarsrassen. De volgroeide kevers komen uit het zaad en vormen een cirkelvormig gat. De kevers planten zich niet voort in graan, maar beschadigde producten worden mogelijk niet geaccepteerd door de kwaliteitsmarkten.
Volwassenen kevers vliegen naar de bonen tijdens de bloei en leggen eitjes op de ontwikkelde peulen. De larven boren zich in de peul en in het zaad waar ze zich voeden totdat ze volgroeid zijn. Een pyrethroïde insecticide goedgekeurd voor gebruik tijdens de bloei moet worden toegepast met behulp van schuine sproeiers bij een vroege peulvorming tijdens twee opeenvolgende dagen wanneer de dagtemperatuur minimaal 20°C is. Dit moet 7-10 dagen later worden herhaald.
Deze ziekte infecteert winterveldbonen bij vochtige herfstweer, en infecties kunnen geassocieerd worden met voorgaande gewassen die rode klaver bevatten. Planten ontwikkelen een waterige stengelrot, die zich van plant tot plant kan verspreiden bij een dichte opkomst. De verwante schimmel Sclerotinia sclerotiorum infecteert zomerveldbonen en ook erwten, koolzaad, vlaszaad, lupinen en een reeks veldgroenten. Infectie in zomerveldbonen is echter zeer zeldzaam, maar er moet met het risico rekening gehouden worden bij het plannen van rotaties met andere waardplanten.
Deze kunnen voorkomen op zaailingen en op meer volwassen planten, waardoor de stengel bruin wordt en de bladeren verwelken. Voet- en wortelrot in bonen lijkt meer sporadisch dan in erwten, en het boongewas in het algemeen lijkt minder gevoelig voor wortelrot dan erwten. Desalniettemin moeten telers vermijden om op te veel land bonen te verbouwen.