De uitdagingen waar melkveebedrijven voor staan, vereisen dat het gras in het rantsoen continu van topkwaliteit is. Limagrain investeert daarom fors in nieuwe rassen met een hoge verteerbaarheid. Aan melkveehouders de taak om van elke graskuil een topproduct te maken.

Ruwvoer is de basis van het rantsoen op melkveebedrijven. “Het aandeel gras in het rantsoen is groot, maar de kwaliteit ervan is het meest lastig te managen”, zegt Wilfried van Straalen, senior onderzoeker en adviseur bij Schothorst Feed Research in Lelystad. “Gezien de uitdagingen waar de melkveehouderij voor staat, móét elke maaisnede van topkwaliteit zijn. Een mislukte graskuil kunnen boeren zich niet meer veroorloven. De melkproductie loopt direct terug.”

Grote uitdagingen

De uitdagingen op melkveehouderijbedrijven zijn van zowel financiële als milieutechnische aard. Aan de ene kant lopen de bedrijfskosten op terwijl aan de andere kant forse investeringen nodig zijn om de milieu-impact van het bedrijf op de omgeving te verlagen. De kritieke melkprijs (de melkprijs nodig om het bedrijf op lange termijn draaiend te houden) stijgt daardoor tot boven de 50 cent, blijkt uit cijfers van accountantskantoren. Met sterk schommelende melkprijzen, is dit kostenniveau voor veel bedrijven een enorme uitdaging.

Kwaliteit gras bepalend

Op melkveebedrijven waar gras het hoofdbestanddeel is van het rantsoen, wordt het verschil tussen winst of verlies bepaald door de kwaliteit van dat gras. Dat blijkt onder andere uit de resultaten van 2023; een jaar waarin de voederwaarde van de late voorjaarskuilen tegenviel door lage RE-gehaltes en oplopende NDF-waardes. Door de lagere verteerbaarheid, daalde de voeropname per koe per dag. “In de praktijk zien we dat de melkgift daardoor afnam met 1 tot 2 kilo per koe per dag. Dat heeft direct grote economische impact, maar is ook nadelig voor de gezondheid van het melkvee”, legt Van Straalen uit.

Wilfried in de melkveestal van Schothorst Feed Research

Goede voorbeelden

Ook bij de voorjaarskuilen van 2024 verwacht Wilfried grote verschillen in kwaliteit. Melkveehouders die op tijd hebben gemaaid zijn daarbij in het voordeel. “De praktijk is natuurlijk weerbarstiger dan de theorie, maar het is wel opvallend dat bijna altijd dezelfde melkveehouders goed scoren met hun voorjaarskuilen. Het kan dus wel!” Bij die goede voorbeelden ziet Van Straalen ook het consequente gebruik van inkuilmiddelen. Deze middelen helpen om de kuil snel te stabiliseren en de conserveringsverliezen te beperken.

Nieuwe genetica

Voor een duurzame melkveehouderij moet gras goed verteerbaar zijn, niet té veel eiwit bevatten en een matige hoeveelheid celstof hebben. De melkveehouder stuurt vooral op eiwit en celstof, via de bemesting en het maaimoment. De verteerbaarheid van grassen is het terrein van veredelaars. Helaas geeft de Rassenlijst geen informatie over de verteerbaarheid en de voederwaarde van de rassen. Daarom gaan we die gegevens zelf in een onafhankelijke proef aantonen. 

Veldproef en voerproef

Het onderzoek naar de nieuwe grasrassen bestaat uit een veldproef en een voerproef. In de veldproef wordt de drogestofopbrengst van de grasrassen Astrian en Melsago vergeleken met reguliere rassen en mengsels. Dit gebeurt via het maaien en wegen van de verschillende proefvelden. Ook wordt het verse gras geanalyseerd op voederwaardekwaliteit. In de voerproef, die in het najaar van 2024 start, wordt het ingekuilde gras gevoerd aan koeien in de Schothorst-stal. Van deze koeien wordt de voeropname gemeten en de melkproductie vastgelegd.